“Maar we hebben zorgplicht!”

Aanmodderen en doormodderen in het onderwijs

Door: Hanneke Visser - van Balen, Ivo Dokman, Redactie: Sabine Jeurnink

Een ongemakkelijk spanningsveld
‘Maar we hebben zorgplicht!’ Deze uitspraak herkennen veel mensen die in en rondom het onderwijs werken vast wel. Wij horen deze uitspraak ook geregeld tijdens ons werk in groeps- en teamdynamiek, bijvoorbeeld wanneer interventies moeten worden bedacht voor een klas of voor leerlingen. Er komt dan boven tafel dat de professionals in de school (leraren, ondersteuningsteams, leidinggevenden) zoekende zijn naar passende interventies, maar het gevoel hebben dat ‘niets werkt’. De volgende uitspraken horen we dan: ‘deze leerling kunnen we niet de ondersteuning bieden die nodig is’, ‘ouders werken niet mee’, ‘die eindeloze wachtlijsten in de jeugdhulp!’ of ‘het speciaal onderwijs zit vol’, gevolgd door de verzuchting: ‘maar we hebben zorgplicht!’ Met andere woorden: we moeten alle leerlingen koste wat kost en in alle omstandigheden binnen boord houden.

Het is nog niet zo gemakkelijk met zorgplicht. Scholen hebben een grote (maatschappelijke) verantwoordelijkheid om onderwijs zo passend en inclusief mogelijk te maken. Er kan echter een ongemakkelijk spanningsveld ontstaan waarin allerlei vragen opkomen. Wanneer is een school niet meer passend voor een leerling? Wat als we zien dat het ‘binnen boord houden’ ten koste gaat van het welbevinden, leren en ontwikkelen van die leerling? Wat als de zorgplicht voor een specifieke leerling ten koste gaat van de kwaliteit van de lessen en/of het welbevinden en functioneren van leraren, andere leerlingen of de groep als geheel?

In dit spanningsveld hebben scholen weleens het gevoel ‘aan te modderen’. Dat is zoiets als: ‘We doen ons best maar weten niet of we de goede interventies inzetten, we gaan door maar zonder doel, positief effect of ontwikkelperspectief’. Dit gevoel van aanmodderen gaat samen met gevoelens van boosheid, handelingsonbekwaamheid, machteloosheid of gelatenheid. Vanwege de complexiteit van dit onderwerp en de spanning die het met zich meebrengt, wijden we er een artikel aan. Aanmodderen in het kader van zorgplicht kan immers niet de bedoeling zijn.

In dit artikel richten we ons eerst op de bedoeling van de zorgplicht. Vervolgens bespreken we drie scenario’s passend bij het gevoel van aanmodderen. We zetten de termen aanmodderen en ‘doormodderen’ naast elkaar en geven suggesties voor analyse en actie. Op deze manier willen we samen met ondersteuningsteams, leraren en de schoolleiding in de spiegel kijken ten aanzien van zorgplicht, verbeteringen doorvoeren waar mogelijk en afbakenen als er geen ontwikkelperspectief (meer) is.

De bedoeling van zorgplicht
Zorgplicht gaat in eerste instantie over de plicht van scholen om in kaart te brengen wat de ondersteuningsbehoeften van hun leerlingen zijn. Dat is de onderzoeksplicht. Het zorgt ervoor dat scholen in beeld hebben wat hun leerlingen nodig hebben om leren en ontwikkelen zo (optimaal) mogelijk te maken. Wat past bij onze groepen of klassen, in deze school, in deze wijk, met deze ouders/verzorgers en deze leraren? En wat past bij deze specifieke leerling? Zorgplicht maakt dat scholen vervolgens werk (moeten) maken van het tegemoetkomen aan de onderwijsbehoeften van hun leerlingen en daarin transparant zijn naar elkaar, naar leerlingen en naar ouders/verzorgers.

Zorgplicht gaat ook over het vinden van een andere onderwijsplek wanneer het niet meer lukt op school. Dat is de aanbodplicht. Scholen werken samen in samenwerkingsverbanden waarin er een dekkend aanbod moet zijn voor alle leerlingen in de regio. Hierin dragen schoolbesturen en samenwerkingsverbanden samen verantwoordelijkheid voor het aantal beschikbare plekken. Zo voorkomen ze dat er leerlingen tussen wal en schip vallen en ouders/verzorgers op zichzelf zijn aangewezen in het zoeken naar een onderwijsplek voor hun kind.

Als we het hebben over zorgplicht dan is de stip op de horizon inclusiever onderwijs (lees ook). Dat gaat over goed onderwijs aan alle leerlingen, met én zonder een extra ondersteuningsbehoefte. Leerlingen volgen zoveel mogelijk samen onderwijs in een thuisnabije omgeving. In het werken aan inclusiever onderwijs ontstaat er een beweging naar een meer context- en groepsgerichte benadering, iets wat wij vanuit Buro Wijzicht toejuichen. Wat ons betreft is inclusief onderwijs goed onderwijs voor de groep én voor individuele leerlingen. Goed onderwijs kan worden gegeven vanuit goede samenwerking binnen schoolteams, waarin oog is voor het team én de individuele leraar. En wat betreft zorgplicht: ook die is van toepassing op de individuele leerling, de groep én de leraar.

Drie scenario’s van aanmodderen
Het risicovolle van zorgplicht is het gevoel van aanmodderen dat kan ontstaan bij schoolteams, ouders/verzorgers en leerlingen. Hieronder schetsen we grofweg drie scenario’s waar we te maken hebben met de risicovolle kant van zorgplicht.

Scenario 1: alles duidelijk, alles gedaan, maar dan….
In dit eerste scenario is duidelijk wat er aan de hand is bij een leerling of een groepje leerlingen en wat er moet gebeuren. Er is dus een goede analyse gemaakt. Vervolgens zijn langere tijd en op een goede manier interventies ingezet voor de betreffende leerling, is er (samen)gewerkt door de betrokken leraren aan optimalisering van het klasklimaat en een positieve groepsdynamiek, is er adequaat en in gezamenlijkheid gedocumenteerd, gemonitord en geëvalueerd. De conclusie is dat een andere onderwijsplek nodig is voor de leerling. Maar…. die plek is niet beschikbaar (door wachtlijsten in het speciaal onderwijs) of de ouders/verzorgers stemmen niet in met een overstap naar die plek. De leerling blijft op school met alle gevolgen van dien. De ontoereikende interventies worden voortgezet, het ongewenste gedrag kan sterker worden en andere leerlingen in de klas kunnen het
gedrag overnemen. De handelingsverlegenheid neemt toe en kan overgaan in handelingsonbekwaamheid. Wat goed begon, eindigt in veel frustratie, verdriet en onbegrip.

Scenario 2: we willen wel, maar het lukt niet
In dit scenario is duidelijk wat er aan de hand is bij een leerling (of een groepje leerlingen) en welke interventies moeten worden ingezet (bij de leerling en/of de groep). Er is dus een goede analyse gemaakt. Echter, de uitvoering van de interventies komt niet van de grond, stagneert of gebeurt niet goed. Hiervan kan sprake zijn wanneer de leraren die de interventies moeten uitvoeren niet aanwezig zijn (door onvolledige teams) of niet op één lijn zitten (bijvoorbeeld door een ongewenste teamdynamiek of een cultuur in de school waarin elke leraar voor zichzelf bepaalt wat er in het lokaal gebeurt). Het kan ook zijn dat de betrokken professionals onvoldoende kennis en vaardigheden hebben of te weinig energie. Interventies komen ook niet van de grond wanneer ouders/verzorgers niet instemmen of meewerken met de gekozen interventies, wanneer er wachtlijsten zijn in de zorg of de kosten te hoog zijn. In dit scenario wordt vaak gezegd dat het schoolteam niet aan de onderwijsbehoeften van een leerling kan voldoen en wordt, soms ten onrechte, naar een andere onderwijsplek verwezen. De aanvraag wordt dan bijvoorbeeld afgewezen omdat er geen evaluatie van interventies heeft plaatsgevonden. In de school loopt de frustratie op, want het is duidelijk wat er moet gebeuren, alleen lukt het maar niet.

Scenario 3: we handelen ongericht
In dit derde scenario is eigenlijk helemaal niet duidelijk wat er aan de hand is bij een leerling, een groepje leerlingen of de klas in haar geheel. Er is dus geen goede analyse gemaakt. Vervolgens is het dus ook niet duidelijk wat er moet gebeuren. Er is in dit scenario sprake van gedrag van een leerling of groepje leerlingen waarbij het schoolteam, en vaak de ouders/verzorgers ook, handelingsverlegenheid ervaren. Betrokken professionals werken zich dan vaak over de kop om goed onderwijs te verzorgen of een individuele leerling te begeleiden. Meestal met weinig resultaat. Het gedrag wordt (onbedoeld) getolereerd. De ondergrens wordt dan naar beneden bijgesteld ten aanzien van gedrag en de verwachting ten aanzien van leren en ontwikkelen stagneert. Regels worden als richtlijnen gehanteerd, afspraken worden niet of niet in voldoende mate nagekomen, waardoor ruis, onduidelijkheid en
ongewenste groepsdynamiek kan ontstaan. Kortom: de situatie verergert. Het (ongewenste) gedrag breidt zich uit over meer leerlingen of zelfs de hele groep of klas. Vanuit het gevoel van handelingsverlegenheid ontstaat het gevoel van aanmodderen: te lang tolereren, niet helder hebben wat er aan de hand is en geen gerichte acties. Er wordt vanuit onmacht en emotie geroepen: ‘Deze leerling hoort hier niet, die moet naar speciaal onderwijs’, ‘Maar we hebben zorgplicht’.

Beschuldigingen kunnen worden geuit naar het ‘systeem’, ‘leerlingen en de opvoeding of betrokkenheid van ouders/verzorgers’, ‘de schoolleiding’ et cetera.
Alle drie de scenario’s brengen schade toe aan alle betrokkenen: de specifieke leerling, andere leerlingen, ouders/verzorgers, leraren en andere betrokken professionals. Om dit te voorkomen en adequaat te handelen, is het van belang om te weten van welk scenario er sprake is in een specifieke situatie rond een leerling of
groepje leerlingen.

Aanmodderen of doormodderen?
Een interessante term in het kader van aanmodderen is de term ‘muddling through’: doormodderen. Het is een term van de wijlen hoogleraar economische en politieke wetenschappen Charles E. Lindblom. Lang geleden, in 1959, kwam zijn boek ‘The science of muddling through’ uit, en nog steeds wordt het gebruikt in bijvoorbeeld de bestuurskunde. De kern is handelen naar bevinden, waarbij elk stapje wordt geëvalueerd om vervolgens te bepalen wat de volgende stap wordt. Daarbij is er zicht op een einddoel. Het gaat over het erkennen dat ingewikkelde kwesties (‘wicked problems’) zich niet laten oplossen door gedetailleerd uitgewerkte plannen die in één
rechte lijn leiden tot een einddoel. Doormodderen gaat om (gericht) zoeken naar mogelijkheden, doen en volhouden. Doormodderen herkennen we in de hulpverlening en het onderwijs. We kennen allemaal leerlingen die stapje voor stapje, met ups en downs, tussen hoop en vrees en met ondersteuning van meerdere mensen hun levenspad lopen. En hoe blij zijn we dan als we die leerlingen zien stralen op de diploma-uitreiking! Kortom: doormodderen is vaak passend, realistisch en goed. In scenario’s gedacht, zou dit ‘scenario 0’ zijn: het gaat vaak niet makkelijk, maar we zijn blij met de behaalde stappen. Pas als het doormodderen doelloos en schadelijk wordt voor de betrokkenen, zijn we aan het aanmodderen en is reflectie en ingrijpen nodig.

Van analyse naar actie
Wanneer er sprake is van een lastige of vastgelopen situatie met een leerling of een groepje leerlingen, dan is het goed om als lesgevend team, ondersteuningsteam en de schoolleiding, elkaar een aantal vragen te stellen. Is hier sprake van doormodderen of aanmodderen in het kader van zorgplicht? En als we het gevoel hebben dat we aanmodderen, is het dan volgens scenario 1, 2, 3 of een combinatie daarvan? Elk scenario vraagt om een andere vervolgstap. Daarover lees je hieronder meer. We beginnen met het laatste scenario, scenario 3.

Scenario 3: analyseren en interveniëren
Bij dit scenario is er geen analyse gemaakt en dus weet het schoolteam niet wat er exact aan de hand is, wat ze moet doen of aan het doen is. Tegelijkertijd klinken er al wel geluiden dat de leerling ‘hier niet thuishoort’ of ‘iets anders nodig heeft’. De vraag is dan: hoe gaat het team er alsnog voor zorgen dat die analyse er komt? Wij gaan hier in ons boek Ik in de Wij uitgebreid op in. Het is van belang om te kijken naar waarneembaar gedrag van de leerling(en) en dan vooral in de context van de groep. Vervolgens kijken we naar de mate van invloed die leerlingen in de groep hebben. Is er sprake van invloedrijk gedrag en/of van opvallend gedrag, wie hebben er invloed
of macht, zijn er normdragers en zo ja, welke normen dragen zij uit? Van hieruit proberen we duidelijk te krijgen wat de functie en betekenis van het gedrag (met bijbehorende norm) is en wat mogelijke verklaringen zijn voor het gedrag. Als we dit in beeld hebben, kunnen we interventies bepalen. Hierbij is het belangrijk dat deze haalbaar zijn, dat ze in gezamenlijkheid worden uitgevoerd en dat er ruimte is voor de stijl en aanpak van de individuele professional. Het vraagt soms lef om de analyse aan te gaan en te stoppen met roepen dat de leerling hier niet thuishoort. Het vraagt kritische zelfreflectie en teamwork om samen te analyseren en te bepalen wat nodig is en wat we individueel als professional en gezamenlijk als team gaan doen.

Scenario 2: reflecteren, handelen en bijsturen
Bij scenario 2 is er een duidelijke analyse gemaakt en zijn de interventies bepaald, maar komt de uitvoering van de interventies niet van de grond of stagneert het. Als het gaat om interventies die leraren of ondersteunende professionals binnen school uitvoeren, is allereerst zelfreflectie binnen het schoolteam nodig. Hoe komt het dat de interventies niet van de grond komen of niet goed (kunnen) worden uitgevoerd? Bepaal vervolgens wat er nodig is om de interventies wel of op een goede manier uit te voeren. Soms is het nodig om kennis en vaardigheden te vergroten in het schoolteam rondom bepaalde gedragsproblematiek. Soms is het nodig dat
randvoorwaarden en taakverdelingen weer op orde komen, dat er gewerkt wordt aan de veerkracht van personeelsleden of dat échte samenwerking tussen betrokken professionals, ouders/verzorgers, externe professionals tot stand moet komen. Het betekent in ieder geval dat we niet te snel concluderen ‘dat we alles hebben gedaan’. Wanneer ouders/verzorgers structureel (ook na gesprekken) niet instemmen met interventies, betekent dat de zorgplicht ophoudt. Het samenwerkingsverband moet dan wel betrokken zijn. Als het gaat om interventies buiten de school (in de jeugdhulp) die niet gedaan worden vanwege wachtlijsten, is het goed om de contacten met hulpverlening en/of gemeente aan te gaan en goed te bekijken wat wel en niet haalbaar en wenselijk is binnen de school.

Scenario 1: afbakenen
Bij scenario 1 is er een duidelijke analyse gemaakt, zijn de interventies goed en gezamenlijk uitgevoerd, is het duidelijk dat een andere onderwijsplek nodig is, maar is die vervolgplek niet beschikbaar. Het is goed om dit dan met elkaar te constateren en te bespreken met het samenwerkingsverband en leerplicht (gemeente). Wanneer het gedrag van een leerling negatief effect heeft op de groep, de kwaliteit van de lessen, de leraren, ondersteunende professionals en het leerklimaat, dan is zorgplicht niet een reden om te gaan (of te blijven) aanmodderen. Er moet een passende plek of hulp komen, maar dat kan niet (langer) als plicht worden neergelegd bij de betreffende school. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van schoolbesturen, samenwerkingsverbanden en gemeenten. Het betekent dat school moet afbakenen.

Algemene zelfreflectie: de ondersteuningspiramide
Hierboven hebben we beschreven hoe we als schoolteam een vastgelopen situatie rond een leerling of groepje leerlingen kunnen bespreken. Daarnaast is het goed om als schoolteam af en toe eens in algemene zin in de spiegel te kijken en te reflecteren op hoofdlijnen. Hoe ziet onze school eruit, hoe gaat het met onze leerlingen en met ons? Op welke manier bieden we onderwijs en ondersteuning en hebben we daarmee alle leerlingen in beeld? Hoe ziet onze samenwerking met ouders/verzorgers en met externe partners eruit?

In het algemeen geldt dat in een school 80-90% van de leerlingen genoeg heeft aan een sterke basis, waarin goed onderwijs en basisondersteuning centraal staan (zie onderstaande piramide). Een kleine groep leerlingen (5-15%) heeft extra ondersteuning nodig binnen de school. Een nog kleinere groep leerlingen (1-5%) heeft intensieve, school overstijgende ondersteuning nodig voor hun ontwikkeling. Onder de drie niveaus van ondersteuning ligt het fundament, namelijk een effectief en veerkrachtig schoolteam in een professionele schoolcultuur. Op een school die in balans is, is de piramide van ondersteuning een echte piramide: een brede basis en
een smalle top. Het kan echter gebeuren dat de piramide een ‘staaf’ wordt of zelfs een ‘omgekeerde piramide’ (zie onderstaande figuur). In het geval van een staaf of omgekeerde piramide wordt veel tijd en energie gestoken in individuele leerlingen met complexe problemen, terwijl er gaten in de basis of het fundament zitten.

Het is heel inzichtelijk om met elkaar op een leeg vel papier de actuele piramide van de school te tekenen en te kijken hoe die piramide eruitziet (en of het een piramide is). Stel elkaar vragen over het fundament: is er een compleet schoolteam? Welke talenten zijn er binnen het schoolteam en hoe is de bereidheid tot leren/ontwikkelen? Is er voldoende aandacht voor veerkracht en professionele ontwikkeling van het schoolteam? Zijn de randvoorwaarden op orde om de les F.R.I.S. te kunnen geven? Oftewel, zijn de Fysieke omstandigheden zo optimaal mogelijk, is de Relatie tussen leerlingen en tussen professionals en leerlingen op orde? Is de Inhoud passend, op maat en in voldoende mate uitdagend en haalbaar? En ten slotte: zorgt de Structuur voor rust, duidelijkheid en veiligheid in de klas en in de school? (zie ons boek Ik in de Wij).

Stel elkaar vragen over de sterke basis: welke leerlingen en ouders/verzorgers hebben we in huis? Is er voldoende aandacht voor sociale veiligheid, basisregels, gedragsverwachtingen en op welke wijze wordt dit aangeleerd, gemonitord en bewaakt? Zijn er heldere verwachtingen richting ouders/verzorgers en zijn er korte lijnen met hen? Hoe is het gesteld met de samenwerking tussen leerlingen, ouders/verzorgers en school? Is er een duidelijk, haalbaar en afwisselend curriculum en lesprogramma? Is er (in het voortgezet onderwijs) sprake van een sterk mentoraat? En niet te vergeten: is er voldoende aandacht voor groepsdynamiek in de klas en teamdynamiek onder de professionals in de school?

Vervolgens kunnen de lagen erboven besproken worden. Wat bieden we aan extra ondersteuning aan groepen leerlingen? Welke behoefte hebben zij? Wat bieden we aan intensieve ondersteuning? Wat kunnen wij als school wel en niet? Wat is daarbij onze ondergrens en hoe bewaken we die? Hoe ziet onze samenwerking met externe partners (leerplicht, speciaal onderwijs, samenwerkingsverband, jongerenwerk, maatschappelijk werk en andere (jeugd)zorgexpertise) eruit? Om een zo inclusief mogelijke school te willen zijn en blijven, is het van belang om als school te bekijken wat je wel én niet kunt bieden in het kader van inclusiever onderwijs. Daarbij gaat het om het in balans houden van de piramide en vaak ook over zakken in de piramide. Dat betekent eerst aandacht voor het team, dan voor groepen leerlingen en dan voor individuele leerlingen. Met elkaar kunnen we beter
worden in het lesgeven en zetten we gezamenlijk een heldere structuur neer met transparante regels, een veilig klas- en schoolklimaat en passende ondersteuning. Als op deze manier de basis en het fundament van je piramide versterkt wordt, dan is de kans groot dat er minder energie, tijd en kosten gaan zitten in de begeleiding van individuele leerlingen met specifieke ondersteuningsbehoeften of
gedragsuitdagingen.

Zie voor meer informatie over het invullen van de piramide
Meer informatie over de piramide

Tot slot
Het streven naar zo inclusief mogelijk onderwijs en een hoge mate van verantwoordelijkheid rondom zorgplicht is mooi. Echter, inclusiever onderwijs is goed onderwijs voor leerlingen én voor groepen en is in handen van een team van leraren, ondersteunende professionals en de schoolleiding. Aanmodderen in het kader van zorgplicht mag nooit een optie zijn! Dat vraagt van schoolteams een eerlijke en open reflectie. Die kan confronterend zijn. Goed analyseren, het erkennen van mogelijkheden en onmogelijkheden, het verschil weten tussen doormodderen en aanmodderen en het constructief en gezamenlijk oppakken én loslaten van taken levert veel winst op. Als we niet aanmodderen maar doormodderen, zijn we op de goede weg. En dat leidt tot tevreden leerlingen, ouders/verzorgers én schoolteams!

Hanneke Visser – van Balen is Kinder- en Jeugdpsycholoog NIP/schoolpsycholoog en werkzaam in het voortgezet onderwijs. Zij is hoofdopleider bij de postacademische opleiding Schoolpsycholoog, RINO amsterdam.

Ivo Dokman is leraar bewegingsonderwijs en bestuurskundige. Hij is medeoprichter van Buro Wijzicht en trainer/ adviseur op het gebied van groeps- en teamdynamisch werken in het onderwijs.

0 reacties

Bronnen

Dokman, I., van Beusekom, R., Oldeboom, B. & Pepping-Poot, A. (2018). Ik in de Wij. Groepsdynamisch werken in het onderwijs. Lelystad, L&Ving Factory.
Pameijer, N.K., Beukering, J.T.E. van, Wulp, M. van der & Zandbergen, A. (2012). Handelingsgericht werken in het voorgezet onderwijs. Leuven, uitgeverij Acco
Pameijer, N.K. & Beukering, J.T.E. van (2015). Handelingsgerichte diagnostiek in het onderwijs: een praktijkmodel voor de diagnostiek en advisering. Leuven / Den Haag, uitgeverij Acco.
Sergeant, S. & de Vries, P. (2023). Perspectieven op inclusief onderwijs. Uitgeverij Gompel & Svacina.
Wienen, B. (2023). Van individueel naar inclusief onderwijs. Uitgeverij Instondo.

Meer publicaties

Share This